17 maart

Woningen en sommige andere gebouwen krijgen bijzondere bescherming tegen geluid. Bijvoorbeeld omdat mensen er lang in verblijven, of omdat het er vanwege de functie extra stil moet zijn. Soms lukt het niet om de gebouwen voldoende tegen geluid te beschermen. In die gevallen geldt een verplichting om in ieder geval binnen dat gebouw een aanvaardbaar geluidsniveau te creëren. Vaak ligt die plicht bij de overheid. Zo ook in dit geval: er was berekend dat de geluidbelasting vanwege de spoorweg bij dit pand te hoog was. Daarom zou het pand worden onderzocht om te kijken welke geluidisolatie daar kon worden aangebracht. Het pand is in de lijst met te onderzoeken gebouwen opgenomen, omdat er toen een school in gevestigd was. Volgens de wet is een schoolgebouw één van die gebouwen die extra bescherming tegen geluid nodig hebben.

Voor dit pand werd dus ook een onderzoek opgestart. Maar tijdens dat traject bleek dat het pand niet meer in gebruik was als school. Inmiddels was bovendien het bestemmingsplan aangepast, en mocht er ook geen school meer in gevestigd worden. Ook wonen, of ander gebruik waarvoor de bijzondere bescherming tegen geluid nodig is, is volgens dat bestemmingsplan niet mogelijk in het gebouw. Zelfs overgangsrecht hielp hier niet meer: het gebruik als school was al beëindigd voordat het nieuwe bestemmingsplan in werking trad. Daarom is aan de eigenaar van het pand gemeld dat het gebouw niet van geluidisolatie zou worden voorzien.

De eigenaar is daartegen in bezwaar en beroep gegaan, maar dat mocht niet baten. Ook de rechter overweegt dat, nu het pand niet in gebruik is als geluidsgevoelig gebouw, en dat ook niet meer mag op grond van het bestemmingsplan, er geen reden is om dit pand van geluidisolatie te voorzien.

Hoewel het vervelend is voor de eigenaar van het pand dat er eerder – toen de lijst met te onderzoeken gebouwen werd opgesteld- wel sprake was van een gevelisolatieplicht, is het wel begrijpelijk dat dit pand toch niet wordt geïsoleerd. Hier speelt namelijk vooral dat er in de tussentijd een bestemmingswijziging is geweest: de geluidgevoeligheid van het pand is daarmee komen te vervallen, en daarmee ook het recht op – en de noodzaak voor- isolerende maatregelen. In plaats van in bezwaar te gaan tegen dit besluit om geen gevelisolatie aan te brengen, had de eigenaar dus al in beroep moeten gaan tegen het bestemmingsplan dat de geluidgevoeligheid aan zijn pand ontnam.

ABRvS 8 maart 2017, nr. 201604804/1/R2